BLOK 3.3: BORST
-
Hoest
-
Hoestmechanisme:
diepe inspiratie sluiten van glottis relaxatie van diafragma spiercontractie tegen gesloten glottis vernauwing van trachea door positieve intrathoracale druk openen van glottis snelle luchtstroom door trachea ( veroorzaakt door grote drukgradiënt tussen luchtwegen en buitenlucht en door vernauwde trachea ) eliminatie van slijm en corpora aliena
-
hoest als defensieve reflex: opbouw van reflexboog:
-
afferente banen: receptorne in sensorische takken van nn. trigeminus, glossopharyngeus, laryngeus superior, vagus
-
efferente banen: n. laryngeus recurrens en ruggemergzenuwen
-
Ten eerste is het belangrijk te vragen hoe lang het hoesten al duurt en of het al eerder voorgekomen is: nieuw ontstane hoest dat niet langer dan 4 weken duurt is acuut, hoest langer dan 4 weken of recidiverend is chronisch
-
epidemiologisch gezien zijn de belangrijkste oorzaken van chronisch hoesten:
-
aandoeningen van de bovenste luchtwegen post-nasal drip
-
gastro-oesofageale reflux
-
obstructieve longaandoeningen
-
denk bij acute hoest met koorts aan een pneumonie ( vooral in geval van locaal gedempte percussie met bronchiaal ademgeruis )
-
Vervolgens is het handig om te vragen naar het al of niet ophoesten van sputum onderscheid productieve en niet-productieve hoest; daarnaast is het aspect van het sputum van belang:
-
groen sputum duidt op ontsteking ( kleur veroorzaakt door myeloperoxidase uit granulocyten ); let erop dat groen sputum dus niet alleen bij infecties past
-
in geval van grote hoeveelheden groen sputum ( vaak met bloed ) dat onwelriekend is denk aan bronchiëctasieën
-
bruin-rode ( roestkleurig ) sputum = sputum rufum pneumokokkenpneumonie
-
Op grond van anamnese en lichamelijk onderzoek kan je aardig snel erachter komen waar het probleem zit:
-
bovenste luchtwegen:
-
neusklachten
-
tranende ogen
-
sinusklachten
-
niezen
-
bronchiaalboom
-
benauwdheid
-
piepende ademhaling
-
(vesiculair) ademgeruis met verlengd expirium
-
(vnl. expiratoire) rhonchi
-
(vnl. inspiratoire stridor) (vrij grote) obstructie haastige spoed is hier wel goed
-
longparenchym
-
koorts
-
benauwdheid
-
crepitaties
-
pleura
-
pleuritische pijn ( scherpe pijn, vastzittend aan ademhaling, vaak kortademigheid door pijn )
-
pleurawrijven
-
Obstructieve longaandoeningen: 2 ziekten, nl. astma en COPD ( chronic obstructive pulmonary disease ); belangrijkste verschil: pathogenese en klachten bij astma zijn reversibel, bij COPD niet; volgens Harrison is er bij astma meestal sprake van recidiverende hoest en bij COPD van chronische hoest; dit is echter lang niet altijd zo
-
COPD:
-
epidemiologie: zeer frequent, vooral bij mannen ouder dan 40 jaar
-
pathogenese: chronische ontsteking van de luchtwegen, longparenchym en pulmonaire vaatbedden infiltraat van macrofagen, CD8+ Tc-cellen en neutrofielen met secretie van mediatoren ( o.a. TNF,
IL-8, LTB4 ); ontsteking veroorzaakt door blootstelling aan geïnhaleerde deeltjes/gassen
-
naast ontsteking speelt, vooral bij chronisch emfyseem, een relatieve verhoging van proteïnasen t.o.v. antiproteïnasen een belangrijke rol
-
pathogenetische factoren:
-
roken
-
luchtvervuiling
-
werk blootstelling aan bepaalde chemicaliën
-
genetische/familiaire factoren, vnl. bekend bij 1-antitrypsine-deficiëntie ( tekort aan bepaalde antiproteïnase proteolytische enzymen krijgen de overhand vooral bij chronisch emfyseem )
-
kliniek
-
ten eerste de classificatie
Stadium
|
Beschrijving
|
Kenmerken
|
0
|
risicogroep
| -
chronische symptomen (productieve hoest)
-
normale spirometrie
|
I
|
milde COPD
| -
FEV1/VC < 70%
-
FEV1 80%
-
met/zonder chronische symptomen
|
II
|
matige COPD
| -
FEV1/VC < 70%
-
IIA: 50% FEV1 < 80%
IIB: 30% FEV1 < 50%
-
met/zonder chronische symptomen
|
III
|
ernstige COPD
| -
FEV1/VC < 70%
-
FEV1 < 30%
-
FEV1 < 50% met respiratoir falen of tekenen van rechtszijdige decompensatio cordis (cor pulmonale)
|
-
denk aan COPD bij aanwezigheid van meer dan 1 van de volgende factoren:
-
chronisch hoesten ( meestal alleen overdag )
-
chronisch sputum erbij
-
dyspnoe:
-
progressief
-
persisterend
-
beschreven als “moeite met ademhalen”
-
zowel dyspneu d’effort als de repos
-
verergering bij luchtweginfecties
-
blootstelling aan risicofactoren:
-
tabakrook
-
chemicaliën op het werk
-
luchtvervuiling
-
COPD: 2 ziektebeelden:
-
chronische bronchitis: klinisch gedefinieerd als productieve hoest op de meeste dagen van minstens 3 maanden gedurende minstens 2 opeenvolgende jaren diagnose vrij gemakkelijk op basis van anamnese te stellen
-
meestal sprake van toenemende dyspneu d’effort
-
vaak ook acute exacerbaties:
-
perioden met toegenomen sputumproductie ( vaak ook groener ) en koorts
-
betrokken microörganismen meestal Haemophilus influenzae en Streptococcus pneumoniae
-
lichamelijk onderzoek:
-
inspectie: normaal
-
percussie: normaal (sonoor)
-
auscultatie: vesiculair ademgeruis met verlengd expirium en diffuus expiratoire rhonchi (vnl. laagfrequent)
-
chronisch emfyseem: abnormale volumetoename van alveolaire ruimte door afbraak van alveoliare wanden ( verlies van elasticiteit “slappe” long luchtwegen collaberen heel makkelijk vnl. bemoeilijkte expiratie )
-
vaak al lange tijd dyspnoe waar dan later hoest bij komt; acute exacerbaties ( zoals bij chronische bronchitis ) komen minder vaak voor
-
ernstig emfyseem pursed lips breathing hoge druk in de luchtwegen luchtwegen collaberen moeilijker makkelijker ademhalen
-
lichamelijk onderzoek:
-
inspectie: tonvormige thorax ( hyperinflatiestand )
-
percussie: beiderzijds hypersonoor
-
auscultatie: verzwakt ademgeruis met verlengd expirium
-
diagnostiek
-
longfunctie-onderzoek: bepalen FEV1, VC en FEV1/VC-ratio ( zie tabel COPD-classificatie ) aantonen ( mate van ) obstructie
-
reversibiliteitstest: toedienen van bronchodilatoren ( en als dat negatief is, corticosteroïden ) en weer longfunctie bepalen COPD is niet reversibel; de belangrijkste bronchodilatoren die gebruikt worden bij zulk onderzoek zijn:
-
2-agonisten, b.v. salbutamol, salmeterol, terbutaline
-
anticholinergica, vnl. ipratropium
-
X-thorax: let op hyperinflatie ( afplatting diafragmakoepels )
-
let ook op hypertrofie van het rechter hart dit kan wijzen op de ontwikkeling van een zgn. cor pulmonale ( belangrijke complicatie van obstructieve longaandoeningen )
-
COPD op jonge leeftijd ( < 45 jaar ): 1-antitrypsine meten
-
RAST-test: ter uitsluiting van allergisch astma
-
beleid bij COPD bestaat uit een aantal onderdelen:
-
risicofactoren verminderen: stoppen met roken!
-
stabiele COPD behandelen: de behandeling van chronische longaandoeningen bestaat uit twee soorten stoffen:
-
bronchodilatoren:
-
2-agonisten: salmeterol, salbutamol, etc.
-
anticholinergica: vnl. ipratropium
-
bijwerkingen:
-
droge mond
-
reactieve hoest
-
xanthine-derivaten: theofylline, aminofylline, etc.
-
bijwerkingen:
-
anorexie
-
misselijkheid, braken
-
hoofdpijn
-
lichte stimulatie van het CZS
-
buikklachten
-
tachycardie en andere aritmieën
-
insulten bij hoge doses
-
interacties: vooral toxisch in combinatie met andere geneesmiddelen die dezelfde metabole pathway ( nl. via de lever ) hebben, o.a.:
-
macrolide-antibiotica
-
protonpompremmers
-
ontstekingsremmers: corticosteroïden in de vorm van inhalatiesteroïden in principe alleen in de volgende situaties:
-
nooit gerookt ( waarschijnlijk dus COPD met een astma-component )
-
vroeger astma
-
evidente bronchiale hyperreactiviteit
-
goede reactie op proefbehandeling prednison
Stadium
|
Behandeling
|
Alle
| -
risicofactoren vermijden
-
griepprik
|
0
| |
I
| -
kortdurende bronchodilatoren indien nodig
|
IIA
| -
regelmatig bronchodilatoren
-
inhalatiesteroïden bij gebleken succes
|
IIB
| |
III
| -
regelmatig bronchodilatoren
-
inhalatiesteroïden bij gebleken succes en/of bij herhaalde exacerbaties
-
respiratoir falen O2-toediening
-
rehabilitatie
|
|