1.1. de optimale goederencombinatie
combineren hoe ??? preferenties prijzen budget
1.1.1. De preferenties
sociologische invloeden
-
persoonlijkheid
-
levensstijl
-
attitude
sociologische factoren gezinssituatie sociale klasse religie woonplaats nationaliteit
De eerste wet van Gossen :
naarmate men meer beschikt over een aantal eenheden van een bepaald goed, daalt voor de consument het nut dat de laatste eenheid aan het totale nut toevoegt.
1.1.2. Budget en prijzen 
Gegeven: inkomen: 180 € prijs van een CD: 15 € prijs van een boek: 11,25 € het volledige inkomen wordt besteed aan boeken en cd’s
Pcd * Qcd + Pboek * Qboek = inkomen
15 * Qcd + 11,25 * Qboek = 180
de budgetlijn is een rechte, het volstaat de twee snijpunten te vinden. De budgetlijn verbind de twee punten door een rechte lijn.
15 * 0 + 11,25 * Qboek = 180 Qboek = 16 (180 / 11,25)
15 * Qcd + 11,25 * 0 = 180 Qcd = 12 (180 / 15)
1.1.2.2. Gevolgen van inkomensverandering
Wat is de weerslag op de budgetlijn ingevolge een stijging v/h inkomen tot 270 € bij constante prijzen?
Qboek = 24 (270 / 11,25)
Qcd = 18 (270 / 15)
de budgetlijn verschuift naar rechts
B esluit
De budgetlijn verschuift naar rechts bij een stijging van het nominaal inkomen en gelijkblijvende prijzen van de goederen. 1.1.2.3. Gevolgen van prijsveranderingen
Uitgangssituatie:
inkomen: 180 € (afname van de koopkracht)
prijs van een boek: 11,25 € prijs van een CD: 15 €
Nieuw gegeven:
De prijs v/e CD daalt : 11,25 €
Gevolg:
de maximale hoeveelheid CD’s die de consument kan kopen wordt 16
besluit -
-
omwille van de toename van de koopkracht terwijl het nominaal inkomen constant is gebleven
1.2. De prijsvraagcurve Om te bepalen wat de gevolgen zijn van de prijsdaling van cd’s moeten we weten wat de preferentie van de consument is voor boeken. Veronderstelling:
de consument wil steeds 8 boeken hebben
Pcd * Qcd + Pboek * Qboek = inkomen
15 * Qcd + 11,25 * 8 = 180 Qcd = 6
11,25 * Qcd + 11,25 * 8 = 180 Qcd = 8
besluit
-
De gevraagde hoeveelheid neemt af als de prijs van het goed stijgt
Afleiding van de individuele vraagcurve
1.2.2. Verschuivingen van de individuele vraagcurve Een beweging langs de vraagcurve zelf
is duidelijk het gevolg van een wijziging van de prijs.
De individuele vraagcurve zelf verschuift evenwel wanneer, bij constante prijs van het goed, de overige determinanten van het consumentengedrag wijzigen :
bij een verandering van het inkomen -
bij veranderingen in de preferentieschaal
1.2.2.1. Veranderingen in het inkomen
Besluit:
Een verandering v/h inkomen heeft een verschuiving van de vraagcurve tot gevolg. Zo is bij een toename van het inkomen de consument bereid meer v/e bepaald goed te kopen voor eenzelfde prijs en verschuift de vraagcurve naar rechts. Wanneer zijn inkomen vermindert verschuift de vraagcurve naar links.
1.2.2.2. Veranderingen in de preferentieschaal
Het budget en de prijzen blijven onveranderd.
De consument krijgt een grotere preferentie voor boeken.
Het logische gevolg is dat de consument minder cd’s consumeert.
1.2.2.3. Prijsveranderingen van andere goederen
Het inkomen en de preferenties blijven constant en één van de prijzen daalt
complementaire goederen :
(auto en benzine)
(goederen bevredigen samen een behoefte waarbij men ze enkel in bepaalde verhoudingen benut)
een prijsdaling van auto’s heeft een toename van de vraag naar auto’s en van benzine (waarvan de prijs constant blijft) als gevolg
substitueerbare goederen :
(appelen en peren)
(deze goederen kunnen elkaar in bepaalde verhoudingen vervangen, zonder dat het niveau van de behoeftebevrediging verandert)
Een prijsdaling van appelen heeft een toename in het verbruik van appelen en een afname in het verbruik van peren (waarvan de prijs constant blijft) tot gevolg
|