Inleiding 4
De gereviseerde taxonomie van Bloom 7
De kennisdimensie 7
De cognitieve procesdimensie 8
Voorbeelden van het gebruik van de gereviseerde taxonomie. 11
Metacognitieve kennis 15
Strategische kennis 15
Kennis over cognitieve taken 16
Zelfkennis 16
Metacognitieve kennis in de klas 18
Motivatie 18
Conclusie 18
Strategieën voor uitvoering van handelingswerkwoorden 20
Strategieën ten behoeve van memoriseren 20
Strategieën ten behoeve van begrijpen, betekenis opbouwen 21
UITLEGGEN verklaren, verhelderen; in eigen woorden vertellen; representeren; vertalen. 26
VOORBEELDEN GEVEN illustreren, concrete gebeurtenis aangeven, abstract gegeven in context plaatsen 31
CLASSIFICEREN categoriseren, ordenen, ergens onder brengen, structureren 34
SAMENVATTEN abstraheren, generaliseren 36
CONCLUDEREN voorspellen 39
VERGELIJKEN verschillen aangeven, overeenkomsten benoemen 39
ONDERBOUWEN construeren met economische modellen, oorzaak/gevolg relaties 45
Strategieën ten behoeve van toepassen, probleem oplossen 50
ANALYSEREN onderscheiden, organiseren en attribueren 51
ONDERSCHEIDEN, selecteren, indelen, focus bepalen 53
ORGANISEREN, samenhang vinden, integreren, schetsen/ontleden, structureren 55
ATTRIBUEREN, deconstrueren 56
EVALUEREN 57
CHECKEN op elkaar afstemmen, ontdekken, testen 57
BEKRITISEREN (be)oordelen 58
ECONOMISCHE KIJK vraagt economische redeneren 63
Inductief redeneren 64
Deductief redeneren 65
ARGUMENTEREN 66
Afbeeldingen 69
CREËREN 70
Instructie voor het leren van strategieën 72
Modeling 72
RECIPROCAL TEACHING 74
LEARNING JOURNALS 75
Literatuur 76
Maar wat moeten leerlingen eigenlijk weten en kunnen om deze vraag te beantwoorden? Heeft de leraar zich dat wel afgevraagd? Weet hij zeker dat de leerlingen genoeg strategieën in huis hebben om deze vraag aan te pakken? Kunnen ze bewust kiezen voor een strategie?
Laten we bovenstaande eens nagaan. De leerling komt niet ver bij het beantwoorden van deze vraag als hij niet weet wat het HDI is en wat het GPD.
Hij moet begrijpen waar de verschillen tussen deze indexen liggen. Als hij dat niet begrijpt moet hij een strategie kiezen om dit op te zoeken. Nu moet hij de verschillen gaan vergelijken met betrekking tot de gestelde vraag: is het misleidend om alleen naar het BBP te kijken? Welke strategie kan de leerling inzetten om deze vergelijking te maken?
En vervolgens: op grond van welke argumenten uit de vergelijking kan de leerling een conclusie trekken. Heeft de leerling een strategie ter beschikking om de conclusie op basis van de argumenten te trekken?
De leerling moet dan zijn conclusie op basis van de argumenten verwoorden. Heeft de leerling strategieën in huis om dat uit te voeren?