Inhoudstafel
Schrijven zonder fouten ... een hele uitdaging!!!
Daarom, een paar kapstokken die je helpen om het overzicht te bewaren:
We verdelen alle spellingproblemen van de tweede graad in volgende groepen.
Algemeen:
-
De letters van het alfabet
|
3
|
Alfabetisch rangschikken
|
4
|
Klinkers en medeklinkers
|
5
|
Soorten klinkers
|
6
|
Hoorwoorden
-
veel medeklinker bij het begin:
|
| |
7
|
veel medeklinkers op het einde:
|
| |
7
| |
7
| |
7
|
Regelwoorden
-
De robot: verenkelings- en verdubbelingsregel (klinkers kort schrijven, medeklinkers dubbel schrijven)
|
8
|
Lang-maak-regel (of verlengingsregel) (d-t en b-p)
|
11
|
Verkleinwoorden
|
12
|
Meervouden
|
13
|
Werkwoorden
|
14
|
Vrije klinkers op het eind van een woord, (ook in samenstellingen)
|
16
|
Weetwoorden – opzoeken
-
eeuw – ieuw
|
16
|
ei – ij (herhaling)
|
17
|
au – ou (herhaling)
|
23
|
doffe klinker (e) in elen, eren, enen
|
26
|
doffe klinker (o)
|
26
|
doffe klinkers (e, i, ij): in –em, -ig, -is, -lijk
|
26
|
medeklinkercombinaties: g of ch
|
27
|
medeklinkercombinaties: gt of –cht?
|
28
|
woorden met sj-, oo voor ch
|
29
|
hoofdletters juist gebruiken
|
30
|
woordenboek gebruiken (om woorden juist te kunnen schrijven)
|
31
|
leestekens
|
32
| |
| |
| |
| -
komma (bij opsomming en nevengeschikte zinnen)
|
|
Lijstje met begrippen die je moet kennen
-
klinker
-
medeklinker
-
lettergreep
-
open of gesloten lettergreep (vrije of gedekte klinker)
-
doffe klinker
-
lange klinker (dubbele klinker)
-
korte klinker (enkele klinker)
-
tweeklank
-
verkleinwoord
-
meervoud
-
verenkelen
-
verdubbelen
-
grondwoord
-
achtervoegsel
-
voorvoegsel
-
noemvorm/infinitief
en alle begrippen die ook in de inhoudstafel staan
algemeen
-
De letters van het alfabet (3)
Knip de letters van het alfabet uit in een krant.
Leg ze in de juiste volgorde.
Kleef ze hier op:
Meer dan vierduizend jaar geleden kwam er ergens in het Midden-Oosten, daar waar nu Libanon, Syrië en Israël liggen, een nieuwe gedachte op: het zou veel handiger zijn als je tekens gebruikte die niet een heel woord betekenden, maar alleen een geluidje.
Door die geluidstekens achter elkaar te zetten, kon je woorden maken, en dan had je geen zeventigduizend tekens meer nodig, maar achtendertig of zesentwintig of elf.
Zo ontstonden in de loop der eeuwen een aantal alfabetten, waaronder het Latijnse alfabet dat wij nu gebruiken in het Nederlands. Elke letter is een klank, al spreken we die niet in elke taal hetzelfde uit.
In het Nederlands wordt het alfabet een versje, als je sommige letters laat rennen, en andere laat slenteren:
ABCDEFG
HIJKLMNOP
QRSTUVW
X IJ Z
Wij hebben meer dan veertig klanken in onze taal en zesentwintig letters in ons alfabet. Eigenlijk zevenentwintig, maar we zeggen zesentwintig, want de y die uit Griekenland komt en de ij die een Nederlandse Siamese tweeling is, mogen samen op hetzelfde plekje wonen.
Op Bougainville, een eiland dat bij Papoea-NieuwGuinea hoort, bestaat een taal die aan elf letters genoeg heeft, het Rotokas. De Armeense taal heeft een alfabet met achtendertig letters.
Zouden de mensen die armeens kunnen spreken meer kunnen zeggen dan wij? Of zouden ze evenveel kunnen zeggen, maar er meer geluiden bij maken?
In sommige talen zitten geluiden waar wij geen letter voor hebben, zoals in het Xosa, een van de talen die in Zuid-Afrika worden gesproken. Dat heeft letters die je uitspreekt door op verschillende manieren met je tong tegen je verhemelte te klikken.
Bron: WAAROM EEN BUITENBOORDMOTER EENZAAM IS, Joke van Leeuwen
algemeen
Alfabetisch rangschikken (3)
Je kan woorden in een bepaalde volgorde zetten
Soms gebeurt dat op basis van hun betekenis, bijvoorbeeld woorden die allemaal bij de herfst horen: paddestoel, regen, vallende bladeren.
Soms doet men het volgens de lengte van de woorden, dan komen eerst de woorden met twee letters, dan met drie, dan met vier letters enz...
Maar meestal schikt men ze volgens de volgorde van de letters van het alfabet, bijvoorbeeld in woordenboeken, atlassen, ... Zo kan je snel iets terugvinden zonder dat je elk woord moet lezen;
Hoe ga je te werk?
De beginletters zijn verschillend
Het woord waarvan de eerste letter eerst komt in het alfabet komt eerst.
Vb: banaan – appel.
Appel moet voor banaan staan want de a komt voor de b in het alfabet.
De beginletters zijn dezelfde:
Je kijkt naar de tweede letter en dan ga je weer op dezelfde manier verder.
Vb: vogel – vlees.
Vlees komt voor vogel want de l komt voor de o in het alfabet.
Wanneer meerdere beginletters gelijk zijn, kijk je naar de eerste letter die verschillend is.
algemeen
-
Klinkers en medeklinkers (3)
Om klanken te kunnen maken gebruiken we onze ademhaling, onze stembanden en alle onderdelen van onze mond (tong, verhemelte, tanden, lippen).
We ademen lucht in. Wanneer we de lucht naar buiten laten komen, laten we hem langs de stembanden komen. Voor sommige letters gaan deze meetrillen en dat maakt geluid. Een beetje verder in onze mond kan de lucht vanalles tegenkomen en daar vind je het verschil tussen klinkers en medeklinkers!
Klinkers: bij een klinker komt de lucht uit ons lichaam en hij wordt niet tegengehouden door onze tong, of andere delen van onze mond.
Deze klanken kan je nog maken wanneer de tandarts in jouw mond zit met zijn hand!
Medeklinkers: bij een medeklinker wordt de lucht die uit ons lichaam komt even tegengehouden door onze tong, lippen, verhemelte of tanden. Daarmee kunnen we plofklanken maken (p of b). We kunnen ook de lucht helemaal tegenhouden met onze mond en dan komt hij langs onze neus naar buiten (m o n).
Hieronder zie je alle letters van het alfabet.
Zet een rode kring rond de klinkers.
Zet een blauwe kring rond de medeklinkers.
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X IJ Z
Som hier alle klinkers op :
Som hier alle medeklinkers op:
algemeen
|
lang
|
dof ^
|
2 -teken
|
3  -teken
|
a
|
aa of a-
|
|
eu
|
aai
|
e
|
ee of e-
|
e (de)
|
ui
|
oei
|
i
|
|
i (ig)
|
ie
|
ooi
|
o
|
oo of o-
|
o (avond)
|
oe
|
eeu(w)
|
u
|
u of u-
|
|
au of ou
|
ieu(w)
|
y
|
|
ij (-lijk)
|
ei of ij
|
|
Voorbeelden:
hoorwoorden
-
veel medeklinkers bij het begin
sch-, schr-, str-, spr-
Voorbeelden:
hoorwoorden
-
veel medeklinkers op het einde
-rnst, -rfst, -ch, -cht, -rkt, -rwt
Voorbeelden:
regelwoorden
De robot (3-4)
-
Wanneer moet je een klank kort/lang schrijven?
-
Wanneer moet je een dubbele medeklinker schrijven?
-
De robot 1 : welke woorden mogen door de robot ?
-
-> woorden met minstens 2 lettergrepen
Wel: potten
Niet: boom
-
-> woorden een lange of een korte klank.
Wel: aardappel
Niet: kooien
Pas op voor:
! leenwoorden
! plakwoorden (=samengestelde woorden)
Deze moet je even uit mekaar en apart door de robot laten gaan
.
Wel: spinnenweb -> spinnen-web
Niet: spookhuis -> spook – huis
-
Geef de klinker de juiste kleur!
|
Voorbeelden:
-
-
De robot 2 : Hoeveel verschillende medeklinkers hoor ik na de klinker ?
Ik hoor er één:
-> potten
de o is de klinker
ik hoor één medeklinker na de o -> t
-> bomen
de o is de klinker
ik hoor één medeklinker na de o -> m
-> spinnenweb -> spinnen-web
de i is de klinker
ik hoor één medeklinker na de i -> n
Ik hoor er meerdere:
-> prutsen, de t en de s zijn twee verschillende medeklinkers
Voorbeelden:
-
De robot 3 :
-
Ik hoor er één:
-
Hoor ik die klinker lang of kort?
-
-> potten: de o klinkt kort, ik krijg een medeklinker op mijn bord
-
-> bomen de o klinkt lang, er gaat een klinker op de gang
-
-
Ik hoor er meerdere:
-
Ik schrijf wat ik hoor.
Voorbeelden:
-
lang-maak-regel (of verlengingsregel) (3-4)
Welke letter schrijf ik op het einde van een woord?
b of p – d of t ?
Door een woord langer te maken, hoor je welke letter er moet staan.
b of p:
-
verleng het woord en je hoort [b] of [p]
web -> webben
Door het woord langer te maken hoor ik duidelijker dat de laatste letter een b moet zijn.
d of t:
-
d of t op het einde van een woord (of lettergreep)
-
op het einde van een woord (of lettergreep) hoor je altijd een [t]
Verleng het woord (of de lettergreep), dan weet je welke letter je moet schrijven.
Paard -> paarden
Door het woord langer te maken hoor ik duidelijker dat de laatste letter een d moet zijn.
Voorbeelden:
regelwoorden
-
verkleinwoorden (3-4) zie bijlage
Door een verkleinwoord te gebruiken, toon je aan dat iets kleiner is.
Je kan alleen zelfstandigen naamwoorden verkleinen.
Hoe maak je een verkleinwoord?
bv: paard + je
-
grondwoord + achtervoegsel -tje
bv: ezel + tje
-
grondwoord + achtervoegsel -pje
bv: boom + pje
-
grondwoord + achtervoegsel –etje
bv: pan- n –etje
Als de klinker in de laatste lettergreep kort is, voeg je –etje toe om het woord te verkleinen. Pas de robot toe, hoor je de klinker kort, krijg je een medeklinker op je bord.
-
grondwoorden die eindigen op –ing
-
volgt –ing op een heldere klinker bv: woning -> woninkje
-
volgt –ing op een doffe klinker bv: wandeling -> wandelingetje
onthouden!
-
woorden die eindigen op –y
bv: pony -> pony’tje
-
woorden die eindigen op klinkers
bv: foto -> fotootje
! opgelet !
-
Denk aan de robot!
-
Hou de verlengingsregel in de gaten!
regelwoorden
Naast het enkelvoud, bijvoorbeeld ‘koek’, is er ook een meervoud, ‘koeken’. Hiermee kan je aantonen dat er meer zijn.
MEESTAL
boek -> boeken
SOMS
lied -> liederen
tafel -> tafels
bureau -> bureaus
geranium -> geraniums
( = leenwoorden!)
villa -> villa’s
foto -> foto’s
( eindigen op een klinker!)
! opgelet !
roos -> rozen
raaf -> raven
appel appels appelen
wortel wortels wortelen
meubel meubels meubelen
regelwoorden
werkwoorden (3-4)
verwarrende werkwoorden
lopen wordt liep
maar hopen niet hiep
laten wordt liet,
maar praten niet priet
komen wordt kwam,
maar dromen niet dram
...
uit: ‘waarom een buitenboordmotor eenzaam is’
en zo gaat Joke Van Leeuwen nog even door. Dus wanneer je wat in de war geraakt bij het lezen van het volgende stukje ... je bent niet de enige!
-
wat zijn werkwoorden? (3-4)
Het zijn woorden die je kan doen, dus doewoorden. Je hebt ze nodig om zinnen te maken.
-
Werkwoorden veranderen (3-4)
Afhankelijk van wie iets doet ziet je werkwoord er anders uit:
Ik loop wij lopen
Jij loopt jullie lopen
Zij/hij loopt zij lopen
Noemvorm: lopen
Stam: loop
Ik: stam wij: noemvorm
Jij: stam+t jullie: noemvorm
Zij/ hij: stam+t zij: noemvorm
Let op wanneer jij of je achter het werkwoord staat, schrijf je de stam (zonder t)
-
werkwoorden doorheen de tijd (4)
-
Tegenwoordige Tijd: alles wat nu gebeurt of aan het gebeuren is
-
Verleden Tijd: alles wat al voorbij is
TT VT
Ik werk ik werkte
Jij werkt jij werkte
Zij/ hij werken zij/ hij werkte
Wij werken wij werkten
Jullie werken jullie werkten
Zij werken zij werkten
TT VT
Ik zwem ik zwom
Jij zwemt jij zwom
Zij/ hij zwemt zij/ hij zwom
Wij zwemmen wij zwommen
Jullie zwemmen jullie zwommen
Zij zwemmen zij zwommen
Het gaat hier over hetzelfde werkwoord zwemmen, maar toch verandert het omdat het op een ander moment gebeurd is.
weetwoorden
-
Vrije klinkers op het einde van het woord
(ook in samenstellingen)
Hoor je op het einde van een woord een klinker?
Voorbeelden:
weetwoorden
let op dat je geen letters vergeet!
Voorbeelden:
weetwoorden
-
ei-woorden : de keizerin gaat op reis (3)
Toen de keizerin een klein meisje was, ging ze graag zeilen.
Soms ging ze in het geheim naar de heide.
Na een eindje wandelen langs een wei waar geiten stonden,
kwam ze aan het water.
Met een eigen zeilbootje voer ze naar een eiland.
Later reisde ze met de trein. Eerst nam ze afscheid van allebei haar ouders,
haar beide kinderen, haar meid en van haar man, de keizer.
Vanaf het plein voor het paleis reed de trein keihard weg.
De keizerin nam niet veel mee: wat gebakken eieren voor onderweg,
preisoep en steeds een bakje aardbeien.
De trein reed langs groene weiden, met hier en daar een prachtige eik.
Aan het eind van de reis kocht ze voor haar kinderen allerlei popjes,
gemaakt van klei.
"In mei", zei ze, "geef ik een seintje, dan maken we allen samen een reisje".
weetwoorden
-
ei-woorden : alfabetische woordenlijst (3)
a
|
aardbei
|
aardbeien
|
|
afscheid
|
|
|
allebei
|
|
|
allerlei
|
|
b
|
beide
|
|
c
|
|
|
d
|
|
|
e
|
ei
|
eieren
|
|
eigen
|
eigenaar
|
|
eik
|
eikel
|
|
eiland
|
|
|
eind
|
einde, eindje
|
f
|
|
|
g
|
geheim
|
geheime
|
|
geit
|
geiten
|
h
|
hei
|
heide
|
i
|
|
|
j
|
|
|
k
|
kei
|
keien, keihard
|
|
keizer
|
keizerin
|
|
klei
|
|
|
klein
|
kleine, kleiner, kleinere, kleinste
|
l
|
l
|
|
m
|
mei
|
|
|
meid
|
|
|
meisje
|
meisjes
|
n
|
|
|
o
|
|
|
p
|
paleis
|
|
|
plein
|
|
|
prei
|
preisoep
|
q
|
|
|
r
|
reis
|
reisje, reizen
|
s
|
schoolreis
|
|
|
sein
|
seintje
|
t
|
trein
|
treinen
|
u
|
|
|
v
|
|
|
w
|
wei
|
weide
|
x
|
|
|
y
|
|
|
z
|
zei
|
zeiden
|
weetwoorden
-
het ei-verhaal: De keizerin gaat op reis (4)
Toen de keizerin een klein meisje was, ging ze graag zeilen.
Soms ging ze in het geheim naar de heide.
Na een eindje wandelen langs een wei, waar geiten stonden,
kwam ze aan een steiger.
Met een eigen zeilbootje bereikte ze een eiland.
Later reisde ze met de trein.
Eerst nam ze nog afscheid van allerlei mensen:
van allebei haar ouders, haar beide kinderen, haar meid en
van haar man, de keizer, de leider van het volk.
Hij weigerde mee te gaan.
De scheiding was moeilijk.
Vanaf het plein voor het paleis reed de trein keihard weg.
Als reiziger nam de keizerin weinig mee: een gebreide trui,
soms wat gebakken eieren voor onderweg, preisoep en
steeds een bakje aardbeien.
De trein reed langs steile bergen, over veilige rails,
langs terreinen bezaaid met keien, langs groene weiden,
met hier en daar een prachtige eik.
Ze wuifde naar de arbeiders en bezocht de heilige plaatsen.
Het was een feit dat ze een lieve vrouw was.
Aan het eind van de reis kocht ze voor haar kinderen een lei en popjes,
gemaakt van klei.
Voor haar ouders kocht ze een bedsprei en voor haar man lekkere marsepein.
Toen kwam ze eindelijk terug.
De aanleiding voor haar terugkeer was een geheimzinnig bericht.
Iemand had met een kei de mooie fontein geraakt, en die fontein was haar eigendom.
Ze zei: "Ik eis een uitgebreid onderzoek en ik ben bereid te zorgen voor de reparatie."
"In mei," zei ze nog, "geef ik een seintje en maken we uiteindelijk samen een nieuwe reis".
weetwoorden
-
ei-woorden : alfabetische woordenlijst (4)
a
|
aanleiding
|
|
|
aardbei
|
aardbeien
|
|
Afscheid
|
|
|
Allebei
|
|
|
Allerlei
|
|
|
arbeid
|
arbeider, arbeiders
|
b
|
beide
|
beiden
|
|
bereid
|
bereiden
|
|
bereiken
|
|
|
breien
|
|
c
|
|
|
d
|
|
|
e
|
ei
|
eieren
|
|
eigen
|
eigenaar, eigendom, eigenlijk, eigenlijke
|
|
eik
|
eikel
|
|
eiland
|
|
|
eind
|
einde, eindelijk, eindje
|
|
eis
|
|
f
|
feit
|
feiten
|
|
fontein
|
|
g
|
geheim
|
geheime, geheimzinnig
|
|
geit
|
geiten
|
h
|
hei
|
heide
|
|
heilig
|
heilige
|
i
|
|
|
j
|
|
|
k
|
kei
|
keien, keihard
|
|
keizer
|
keizerin
|
|
klei
|
|
|
klein
|
kleine, kleiner, kleinere, kleinste
|
l
|
lei
|
|
|
leider
|
leiders, leiding
|
m
|
marsepein
|
|
|
mei
|
|
|
meid
|
|
|
meisje
|
meisjes
|
n
|
|
|
o
|
oneindig
|
|
|
onveilig
|
|
|
overeind
|
|
p
|
paleis
|
|
|
peil
|
|
|
plein
|
|
|
prei
|
preisoep
|
q
|
|
|
r
|
reis
|
reisje, reizen, reiziger, reizigers
|
s
|
scheiding
|
scheidsrechter
|
|
schoolreis
|
|
|
sein
|
seintje
|
|
sprei
|
|
|
steiger
|
|
|
steil
|
steile
|
t
|
terrein
|
terreinen
|
|
trein
|
treinen
|
u
|
uiteindelijk
|
|
|
uitgebreid
|
|
v
|
veilig
|
veilige
|
w
|
waterleiding
|
|
|
wei
|
weide, weiland
|
|
weigeren
|
|
|
weinig
|
weinige
|
x
|
|
|
y
|
|
|
z
|
zei,
|
zeiden
|
|
zeil,
|
zeilboot, zeilen, zeilt
|
weetwoorden
Toen Paul in het restaurant werkte, moest hij vaak de rauwe kabeljauw schoonmaken. Hij trok zijn wenkbrauwen op van de stank, maar de kat stak haar klauwen uit en vroeg al miauwend naar de restjes. Hij gaf ze gauw zodat hij niet flauw viel.
Naast het restaurant was er een sauna. Daar kwam steeds een speciaal koppel: Laura was auteur en Laurens was astronaut. Ook hun chauffeur kwam steeds mee. Hij parkeerde zijn blauwe auto aan de zijkant. Het was nauw in de sauna zodat ze met plezier een blikje drank uit de automaat haalden. Maar het blikje was lauw en Laurens snauwde dat dit geen manier van doen was. Laura haalde dan maar een pakje kauwgom boven en begon rustig te kauwen.
Daarna gingen ze naar een optreden van de paus. Hij speelde op pauken. Tijdens de pauze aten ze worteltjes en augurkjes met een lekker sausje. De paus kreeg een daverend applaus, maar voelde zich een beetje flauw. Net voor hij viel, riep hij nog: ‘au!’ De mensen klauterden over hun stoelen om hem te helpen en alles kwam in orde.
In augustus gaat Paul steeds naar de dierentuin. Hij vertrekt ’s morgens zo vroeg dat er nog dauw op het gras ligt. Al die fauna trekt hem aan. Pauwen en de dieren uit Australië zijn zijn lievelingsdieren. Maar dat jaar viel het tegen, de lucht was grauw en na een uurtje regende het zo hard dat hij gauw en schuilplaats zocht onder een laurierboom.
weetwoorden
-
het au-verhaal: alfabetische woordenlijst (3-4)
a
|
applaus
|
Applaudiseren
|
|
astronaut
|
|
|
au (=pijn)
|
|
|
augurkjes
|
Augurken
|
|
augustus
|
|
|
Australië
|
|
|
auteur
|
|
|
auto
|
|
|
automaat
|
|
b
|
blauwe
|
Blauw
|
c
|
chauffeur
|
|
d
|
dauw
|
|
e
|
|
|
f
|
fauna
|
|
|
flauw
|
|
g
|
gauw
|
|
|
grauw
|
|
h
|
|
|
i
|
|
|
j
|
|
|
k
|
kabeljauw
|
|
|
kauwen
|
|
|
klauterden
|
|
|
klauwen
|
|
|
kauwgom
|
|
l
|
Laura
|
|
|
Laurens
|
|
|
laurierboom
|
|
|
lauw
|
|
m
|
|
|
n
|
nauw
|
|
o
|
|
|
p
|
pauken
|
|
|
Paul
|
|
|
Pauwen
|
|
|
paus
|
|
|
pauze
|
|
q
|
|
|
r
|
rauwe
|
|
|
restaurant
|
|
s
|
sauna
|
|
|
sausje
|
|
|
snauwde
|
|
t
|
|
|
u
|
|
|
v
|
|
|
w
|
wenkbrauwen
|
|
x
|
|
|
y
|
|
|
z
|
|
|
weetwoorden
-
doffe klinker e in -elen, -eren, -enen
Voorbeelden:
weetwoorden
Voorbeelden:
weetwoorden
-
doffe klinker e, i, ij in –em, -ig, -is, -lijk
Voorbeelden:
weetwoorden
-g of – ch?
i k hoor G op het einde van een woord
Ik schrijf g
behalve bij:
Ach, och, toch, wat een pech had dat joch
Noch hij, noch zij kon zich redden
Ik poch, ik lach, ik juich, ik kuch
Voorbeelden:
Schrijf het met –ch
|
|
schrijf met -g
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
weetwoorden
ik hoor een korte klinker en ‘cht op het einde van een woord
Is de klank kort?

|